Onze vader Herman groeit op in een socialistisch arbeidersgezin. Hij is 19 jaar als de oorlog uitbreekt. Als lid van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), nodigde hij sprekers uit die spraken over het gevaar van de Duitse bezetting. Hij begint heel eenvoudig met een fietstochtje langs alle abonnees van Het (Vrije) Volk om ze te waarschuwen dat ze gevaar lopen. In de loop van de oorlog ontbond hij de AJC en zorgde ervoor dat de ledenadministratie 'kwijtraakte'.

Hij was niet de enige in zijn gezin. Zijn oudere broer Henk werkt bij het arbeidsbureau en als mensen maar enige twijfel tonen over hun hun tewerkstelling, zorgt Herman voor een onderduikadres.

Samen komen ze terecht in het gewapend verzet. Herman was actief bij verschillende regionale knokploegen, die later in de oorlog overgingen in de Landelijke Knokploeg. De overval op de Nederlandsche Bank  is het bekendste wapenfeit waar Herman aan deelneemt. Zijn broer Henk wordt zes weken voor de bankoverval opgepakt, mishandeld, doodgeschoten en onherkenbaar in het centrum in Almelo achtergelaten. Als represaillemaatregel wordt het ouderlijk huis van Herman in brand gestoken. Dit laat diepe wonden achter bij mijn hele familie.

Mijn vader Herman laat zich echter na de oorlog niet uit het veld slaan. Als gemeenteraadslid blijft hij opkomen voor de mensen die hulp nodig hebben. En die maatschappelijke betrokkenheid heeft hij op ons overgebracht!

Deze gastles wordt samen gegeven met Marja Höften.